
Jurisprudentie
AF0250
Datum uitspraak2002-11-13
Datum gepubliceerd2002-11-13
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200200670/1
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2002-11-13
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200200670/1
Statusgepubliceerd
Uitspraak
200200670/1.
Datum uitspraak: 13 november 2002
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
de vereniging "Vereniging Milieu-Offensief", gevestigd te Wageningen,
appellante,
en
burgemeester en wethouders van Nijkerk,
verweerders.
1. Procesverloop
Bij besluit van 19 december 2001, kenmerk 5-1998, hebben verweerders krachtens de Wet milieubeheer aan [vergunninghouder] een revisievergunning als geregeld in artikel 8.4, eerste lid, van deze wet gedeeltelijk verleend en gedeeltelijk geweigerd voor een varkens- en pluimveehouderij op het perceel [locatie], kadastraal bekend gemeente Nijkerk. Dit besluit is aangehecht.
Tegen dit besluit heeft appellante bij brief van 30 januari 2002, bij de Raad van State ingekomen per faxbericht op dezelfde datum, beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 5 maart 2002. Deze brieven zijn aangehecht.
Bij brief van 5 april 2002 hebben verweerders een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 5 augustus 2002, waar appellante, vertegenwoordigd door mr. V. Wösten, gemachtigde, en verweerders, vertegenwoordigd door R. van der Plank en H. van Loo, ambtenaren van de gemeente, zijn verschenen. Voorts is vergunninghouder als partij gehoord, bijgestaan door gemachtigde.
2. Overwegingen
2.1. Ter zitting heeft appellante de beroepsgrond met betrekking tot stankhinder ingetrokken.
2.2. Bij het bestreden besluit is vergunning verleend voor het houden van 720 vleesvarkens, 60 schapen, 75.000 opfokhennen in Groen Label-stal BB97.07.058, en 8056 opfokhennen op grondhuisvesting. De vergunning is geweigerd voor het houden van 11.828 opfokhennen op grondhuisvesting.
2.3. Appellante heeft betoogd dat het bestreden besluit niet verenigbaar is met de Interimwet. In dat verband heeft zij aangevoerd dat de inrichting niet is gelegen in het plangebied van het ammoniakreductieplan Gelderse Vallei. Subsidiair is appellante van mening dat aan het vereiste van onmiddellijke samenhang niet is voldaan.
2.3.1. Verweerders hebben gesteld dat het zogenoemde “aanleungebied” waarin de inrichting is gelegen, deel uitmaakt van het ammoniakreductieplan Gelderse Vallei.
2.3.2. Ingevolge artikel 9 van de Interimwet, zoals dat luidde ten tijde van het nemen van het bestreden besluit, kan in een gemeente die is gelegen in een gebied, aangegeven in de bij de Wet verplaatsing mestproduktie behorende bijlage, in afwijking van artikel 4 geen vergunning worden verleend voor het oprichten van een veehouderij en blijven de artikelen 5, tweede volzin, 6, eerste lid, tweede volzin, tweede lid, tweede volzin, en derde lid, onder c, en 7, eerste lid, tweede volzin, buiten toepassing, tenzij voor de gemeente een plan geldt, als bedoeld in artikel 8 van de Interimwet. Niet in geschil is dat de gemeente Nijkerk is gelegen in een gebied als aangegeven in de hierboven bedoelde bijlage.
Krachtens artikel 8, eerste lid, van de Interimwet kan de raad van een gemeente dan wel kunnen de raden van twee of meer gemeenten een plan vaststellen ter beperking van de ammoniakdepositie op voor verzuring gevoelige gebieden en van de ammoniakemissies, die door veehouderijen in zijn onderscheidenlijk hun gemeenten worden veroorzaakt.
Ingevolge het vierde lid van dit artikel kan in het plan worden bepaald dat voor veehouderijen een daarbij aangegeven hogere waarde geldt dan ingevolge de artikelen 4 tot en met 7 van de wet is toegestaan, indien in onmiddellijke samenhang daarmee de ammoniakdepositie die wordt veroorzaakt door een andere veehouderij, door intrekking of wijziging van de vergunning voor die veehouderij met het oog op het geheel of gedeeltelijk buiten werking stellen daarvan op verzoek van degene die die veehouderij drijft, zodanig vermindert dat de totale ammoniakdepositie op de in de betrokken gemeenten gelegen voor verzuring gevoelige gebieden afneemt en de totale ammoniakemissie van de veehouderijen in de betrokken gemeenten daalt.
2.3.3. De inrichting ligt in de gemeente Nijkerk ten westen van de Rijksweg A28, in een zogenaamd “aanleungebied”. Uit de stukken is niet duidelijk geworden of dit aanleungebied deel uitmaakt van het ammoniakreductieplan Gelderse Vallei. Ter zitting hebben verweerders voor de onderbouwing van hun standpunt verwezen naar de stukken die zij in de zaak no. 200105742/1 hebben overgelegd.
In de uitspraak van 9 oktober 2002, no. 200105742/1 (aangehecht), heeft de Afdeling overwogen dat uit de door verweerders overgelegde stukken niet blijkt van enig rechtsgeldig besluit inhoudende dat het A.R.P. Gelderse Vallei van toepassing is op het aanleungebied waarin de inrichting is gelegen. Nu verweerders er in het bestreden besluit niettemin van zijn uitgegaan dat het aanleungebied deel uitmaakt van het plangebied van het A.R.P. Gelderse Vallei is de Afdeling van oordeel dat het bestreden besluit in strijd met artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht onvoldoende deugdelijk is gemotiveerd. Het bezwaar treft doel.
2.3.4. Met betrekking tot het bezwaar van appellante aangaande het intrekkingsbesluit en het ontbreken van onmiddellijke samenhang als bedoeld in artikel 8, vierde lid, van de Interimwet, overweegt de Afdeling dat nu de beschikking van 1 juli 1998, kenmerk 5-1998, waarnaar in het dictum van het intrekkingsbesluit wordt verwezen, door de Afdeling is vernietigd, er geen sprake is van onmiddellijke samenhang met de onderhavige vergunning als bedoeld in artikel 8, vierde lid, van de Interimwet. De beroepsgrond slaagt.
2.4. Het beroep is gegrond. Het bestreden besluit dient te worden vernietigd. De overige beroepsgronden behoeven geen bespreking.
2.5. Verweerders dienen op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het beroep gegrond;
II. vernietigt het besluit van burgemeester en wethouders van Nijkerk van 19 december 2001, kenmerk 5-1998;
III. veroordeelt burgemeester en wethouders van Nijkerk in de door appellant in verband met de behandeling van het beroep gemaakte proceskosten tot een bedrag van € 644,00, welk bedrag geheel is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het bedrag dient door de gemeente Nijkerk te worden betaald aan appellant;
IV. gelast dat de gemeente Nijkerk aan appellante het door haar voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht (€ 218,00) vergoedt.
Aldus vastgesteld door drs. E.L. Berg, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P.A. de Vink, ambtenaar van Staat.
w.g. Berg w.g. De Vink
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 13 november 2002
154-324.